K. Dabrowski

De theorie van positieve desintegratie
[TPD]
[Pagina in bewerking /wordt vernieuwd]
![]() |
Desintegratie van de (primaire) psychische structuur is een noodzakelijke fase op weg naar (het bereiken) van een autonome persoonlijkheidsvorm. De crisis is onvermijdelijk om een hoger bewustzijnsniveau te bereiken en zodoende als mens te groeien.
Deze visie is afwijkend van het beeld van 'de psychisch gezonde mens' dat overheerst binnen de klassieke psychologie.
Dabrowski onderscheidt vijf opeenvolgende ontwikkelingsniveaus. De intense emotionele beleving speelt een significante rol bij het stijgen naar een hoger bewustzijnsniveau.
De vijf ontwikkelingsniveaus zijn:
I - primaire integratie; egocentrisme overheerst, geen zelfreflectie en geen eigen verantwoordelijkheid als het fout loopt. Innerlijk conflict is niet aanwezig en wordt als hinderlijk en ongewenst beschouwd. Conformiteit, zich aanpassen aan de heersende normen, is erg belangrijk en wordt nagestreefd.
|
De emotionele ontwikkeling loopt van egocentrisme naar altruïsme, via een proces van desintegratie - een diepgaande crisis - gepaard gaande met worstelingen, zelftwijfel en psychische pijn.
De term desintegratie is in de reguliere psychologie aangeduid als 'neurose' of een psychische stoornis.
De stelling van Dąbrowski is dat neurose en innerlijk conflict niet noodzakelijk als negatief beschouwd -en niet direct bestreden - moeten worden. Omdat ze mogelijk aangeven dat de persoon emotioneel groeit of er tenminste potentieel ertoe heeft.
![]() |
II - primaire desintegratie; het eerste niveau van een innerlijk conflict. Het blijft nog oppervlakkig en richtingloos. De
symptomen zijn humeurschommelingen, depressieve gevoelens, innerlijke onrust, psychosomatische klachten,
angsten, fobieën e.d. Nog geen aanleiding tot het ontstaan van een zelfgekozen waarden- en normensysteem.
Het doen 'wat hoort' blijft het individu sterk beïnvloeden en dat maakt de keuzes moeilijk. Er is sprake van
emotionele ambivalentie. Men wordt heen en weer geslingerd tussen verschillende richtingen en waarden.
III - spontane meervoudige desintegratie; innerlijk conflict is veelvuldig aanwezig. Het krijgt richting en het geeft nu
wél aanleiding tot emotioneel groeien. Het gedrag wordt steeds meer bewust gestuurd door een zich ontwikkelend
waarden- en normensysteem, gebaseerd op eigen beleving. Men komt steeds meer los van 'wat hoort'.
Dąbrowski noemt dit positieve onaangepastheid (positive maladjustment). Men streeft er naar om een betere versie
van zichzelf te worden. Er is conflict tussen 'hoe ik ben' en 'hoe ik kan/wil zijn': ontevredenheid met zichzelf, angst en
intense morele worsteling. Dit niveau is cruciaal. Eenmaal dit niveau bereikt, kan men niet terug glijden naar het niveau 2
of 1.
IV - bewuste meervoudige desintegratie; de innerlijke beleving wordt nu bewust gestuurd door het individu. Het autonoom
waarden en normensysteem wordt sterker en beter afgelijnd. Het persoonlijkheidsideaal wordt duidelijker en komt steeds
meer binnen bereik te liggen. Men wordt rustiger, er is een sterke toename van het vermogen tot empathie. Het individu
vertoont een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, zelfbewustzijn, autonomie (in praten en handelen) en zelfreflectie.
V - secundaire integratie; innerlijke conflicten verdwijnen door het bereiken van het persoonlijkheidsideaal. Een stabiele,
autonome vorm. Er is nu integratie van de eigen waarden en normen in het bewustzijn en in het alledaagse leven.
De structuren van het systeem [denken & voelen] zijn met elkaar versmolten in een harmonieus en flexibel geheel.
Empathie en altruïsme zijn prominent aanwezig.
Dąbrowski onderscheidt tevens drie groepen van 'krachten' die bij persoonlijkheidsontwikkeling een rol spelen:
1 aanleg (the first factor) - de aangeboren kenmerken, mogelijkheden en capaciteiten
2 alle invloeden van de sociale omgeving (the second factor)
3 de wil van het individu om te groeien (the third factor) - d.w.z. bewuste, autonome processen in het innerlijk waarbij het
individu zelf bepaalt welk deel van zijn aanleg (first factor) en welke invloeden van de sociale omgeving (second factor)

Centraal staat dus de wil van het individu om te veranderen en het individu is er actief en bewust mee bezig. Deze derde factor
wordt bepaald door de interactie van de eerste twee en kan evolueren over het leven.
